De leerdoelen:
Je kunt een aantal kenmerken van de zon noemen.
Je kunt toelichten wat bedoeld wordt met de aardas.
Je kunt de begrippen baan en omlooptijd uitleggen.
Je kunt de bewegingen die de aarde maakt beschrijven.
Je kunt uitleggen waardoor de seizoenen en de verschillen in daglengte ontstaan.
Je kunt uitleggen hoe de schijngestalten van de maan eruitzien en hoe ze ontstaan.
De lesstof:
De zon
Wanneer je op een zonnige dag naar boven kijkt, zie je een ronde, gele schijf. Dit is de zon. De zon is eigenlijk geen schijf, maar een enorm grote bol met een diameter van ongeveer 1,4 miljoen km. Dit is meer dan honderd keer groter dan de aarde.
De temperatuur binnen in de zon is extreem hoog, namelijk 15 miljoen °C. Aan de buitenkant van de zon is de temperatuur een stuk lager, namelijk zo'n 5800 °C. Dit is zo heet dat we op aarde de warmte van de zon kunnen voelen. Als je vanuit de ruimte een foto maakt van de zon, zie je dat deze eigenlijk niet geel is, maar eerder 'witheet'. De zon straalt dan ook wit licht uit. Het zonlicht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. Wanneer dit witte licht de dampkring van de aarde raakt, dan verstrooid het witte licht. Door deze verstrooiing komt een groot deel van het blauwe licht niet naar je ogen wanneer je naar de zon kijkt. Door dit ontbrekende blauw lijkt de zon veel geler dan hij werkelijk is. De zon is dus wit, maar lijkt vanaf de aarde geel.
De brandende zon. Het midden van ons zonnestelsel.
Bron: Pexels.com door Pixabay
De aarde draait in 24 uur eenmaal om haar as.
Bron: Pexels.com door Pixabay
De aarde
Lang geleden werd er gedacht dat de aarde stil stond en de zon om de aarde bewoog, zoals het lijkt vanaf de aarde gezien. Nu weten we dat de aarde om haar as draait en rond de zon beweegt. Deze beweging van de aarde om haar as wordt de aswenteling van de aarde genoemd, waarbij de zon constant schijnt op slechts één kant van de aarde. Dit is dan ook de reden dat we dag en nacht ervaren door deze draaiing van de aarde om zijn eigen as. De aarde voltooit in 24 uur een ronde om haar as. Dit noemen wij een dag. De stand van de zon geeft aan welk deel van de aarde op dat moment verlicht is. Dit noemen wij dan weer dag en nacht.
Omlooptijd
De aarde beweegt in een baan rond de zon op een gemiddelde afstand van 150 miljoen km. Deze baan, die de aarde in één jaar rond de zon maakt, wordt de omlooptijd genoemd. Op bijvoorbeeld 25 mei 2032 bevindt de aarde zich op een bepaalde plek in deze baan en op 25 mei 2033 zal ze weer op exact dezelfde plek zijn.
De aarde doet er ongeveer 365 dagen over om een rondje om de Zon te maken.
Bron: Weerplaza.nl
Doordat de aardeas 23,5 graad gekanteld is, ervaren wij seizoenen.
Bron: Kijk magazine
De seizoenen
Door de schuine stand van de aarde, waarbij de aardas een hoek van 23° gekanteld is gedurende een deel van het jaar de noordelijke helft van de aarde naar de zon gericht. Dit noemen wij de zomer. Een half jaar later is de noordelijke helft van de aarde van de zon afgekeerd, wat leidt tot het seizoen de winter. Op 21 december is de noordpool het verst van de zon verwijderd, waardoor het op veel plaatsen in het noordelijk halfrond donker is en de nacht het langst duurt. De herfst en de lente zijn te verklaren als de aarde op de helft is tussen de zomer en winter. De baan kun je daarom dus verdelen in vier delen, zomer, herfst, winter en lente.
De maan
Naast de zon is de maan een opvallend object aan de hemel. Hoewel de maan zelf geen licht geeft, wordt deze verlicht door de zon. De maan draait in een baan rond de aarde. Dit is vergelijkbaar met hoe de aarde rond de zon beweegt. Ongeveer elke 29 dagen staat de maan tussen de aarde en de zon, wat resulteert in nieuwe maan, waarbij de donkere kant naar de aarde is gericht. Ruim 14 dagen later staat de maan aan de andere kant van de aarde en zie je het verlichte deel, wat volle maan wordt genoemd. De verschillende fasen van de maan, van smal sikkeltje tot ronde schijf, worden schijngestalten genoemd, en deze fasen bij afnemende maan zijn het spiegelbeeld van die bij groeiende maan.
De maan weerkaatst het zonlicht richting de aarde.
Bron: Pexels.com door Pixabay
De leerdoelen:
Je kunt beschrijven hoe de sterren (vanaf de aarde) langs de hemel lijken te bewegen.
Je kunt uitleggen waardoor de schijnbare beweging van de sterren wordt veroorzaakt.
Je kunt uitleggen hoe een sterrenkundige planeten kan onderscheiden van sterren.
Je kunt beschrijven hoe de planeten in het zonnestelsel rond de zon bewegen.
Je kunt de namen van de planeten noemen, in volgorde van hun afstand tot de zon.
Je kunt beschrijven wat dwergplaneten en planetoïden zijn.
Je kunt beschrijven wat een maan is.
De lesstof:
De sterrenhemel
De hemellichamen is een familienaam voor bijvoorbeeld de zon, de maan, en de sterren. Dit zijn dus objecten in het heelal die niet door mensen zijn gemaakt. Sterren zijn beter zichtbaar als je naar een donkere plek gaat, weg van kunstmatig licht. Op een heldere nacht zonder maan zijn er meer dan tweeduizend sterren te zien aan de sterrenhemel. De schijnbare beweging van sterren wordt veroorzaakt door de draaiing van de aarde rond haar as. De sterren zelf beweging dus vrijwel niet, maar doordat de aarde draait lijkt het alsof de sterren om ons heen draaien.
De sterrenhemel met ons melkwegstelsel in zicht.
Bron: Pexels.com door Aki K
Er zijn in totaal 8 volwaardige planeten in ons zonnestelse.
Bron: Spacepage
Planeten
Planeten lijken op sterren, maar ze vertonen een verschil wanneer je ze door een telescoop bekijkt. Terwijl sterren llichtpunten blijven, worden planeten schijven met een eigenuiterlijk. Planeten bewegen in banen rond de zon en vormen samen met de zon het zonnestelsel. Planeten geven uit zichzelf ook geen licht, maar kunnen deze wel weerkaatsen.
Dwergplaneten en planetoïden
Rond de zon draaien naast planeten ook dwergplaneten en planetoïden. Dwergplaneten, zoals Pluto, hebben een ronde vorm maar zijn kleiner dan planeten. Planetoïden, kleine en grote rotsblokken, bevinden zich meestal tussen Mars en Jupiter in de planetoïdengordel. Sommige planetoïden bewegen in uitgerekte cirkelbanen en kunnen in de toekomst mogelijk de aarde naderen.
Pluto is een dwergplaneet.
Bron: Wikipedia
Phobos, een van de twee manen van Mars.
Bron: Wikipedia
Manen
Manen zijn hemellichamen die rond planeten draaien. De aarde heeft slechts één maan, terwijl sommige planeten vele manen hebben, variërend in grootte. Manen kunnen in allerlei groottes voorkomen, zoals Ganymedes, de grootste maan van Jupiter, en Phobos, een kleine maan van Mars met een onregelmatige vorm. Veel manen lijken met hun vorm op een aardappel.
Kometen en meteoroïden
Kometen zijn hemellichamen in een uitgerekte baan rond de zon. Een komeet bestaat uit ijs, stof, en gruis. Wanneer kometen dicht bij de zon komen, ontstaat er een staart door verdamping van het ijs.
Meteoroïden, kleine deeltjes steen en gruis, zweven ook door het zonnestelsel. Soms dringt een meteoroïde de aardse atmosfeer binnen en wordt het een meteoor, zichtbaar als een 'vallende ster'. Grote meteoren kunnen als meteorieten het aardoppervlak bereiken.
Komeet Halley komt eens in 2061 weer langs de aarde.
Bron: TS2 Space
De leerdoelen:
Je kunt uitleggen dat elke planeet zijn eigen omlooptijd en snelheid heeft.
Je kunt afstanden omrekenen van km naar AE en omgekeerd.
Je kunt de vier aardse planeten noemen met hun kenmerken.
Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met ‘een vacuüm’ en ‘de atmosfeer van een planeet’.
Je kunt de belangrijkste verschillen benoemen tussen de aardse planeten en de reuzenplaneten.
Je kunt een aantal manieren beschrijven waarop planeten onderzocht worden.
De lesstof:
De astronomische eenheid
In tabel 1 hieronder vind je de afstanden tot de zon van de acht planeten in ons zonnestelsel. Je kunt ook de omlooptijd en snelheid in hun baan om de zon hier terugvinden. Mercurius beweegt zich meer dan anderhalf keer zo snel als de aarde en bijna negen keer zo snel als Neptunus. Hoe verder de planeet van de Zon staat, hoe langer de omlooptijd lijkt te duren.
Tabel 1:
planeet afstand tot de zon (in km) afstand tot de zon (in AE) omlooptijd snelheid(in km/s)
Mercurius 58 miljoen 0,39 88 dagen 47
Venus 108 miljoen 0,73 225 dagen 35
Aarde 150 miljoen 1,0 365 dagen 30
Mars 228 miljoen 1,5 1,88 jaar 24
Jupiter 778 miljoen 5,2 11,9 jaar 13
Saturnus 1434 miljoen 9,6 29,4 jaar 9,7
Uranus 2870 miljoen 19 83,8 jaar 6,8
Neptunus 4500 miljoen 30 164 jaar 5,4
Het is vrij lastig om ons zonnestelsel op schaal te tekenen vanwege de grote verschillen in afstanden. Als je de baan van Neptunus op papier tekent, is de baan van Mercurius maar een piepklein rondje met een diameter van 3 à 4 mm. Daarom zijn afbeeldingen van het zonnestelsel bijna nooit op schaal. We tekenen ze niet op schaal, maar het doel van deze tekeningen is dan ook om de volgorde van de planeten en hun karaktereigenschappen duidelijker weer te geven.
De astronomische eenheid
De astronomische eenheid (AE) is een speciale eenheid voor afstanden in het zonnestelsel, waarbij 1 AE gelijk is aan de afstand tussen de aarde en de zon. 1 AE staat ongeveer gelijk aan 150 miljoen km. In tabel hierboven worden de afstanden tot de zon van de acht planeten gegeven in zowel kilometers als AE.
De astronomische eenheid.
Bron: Starwalk.com
Mercurius, Venus, aarde en Mars naast elkaar gezet.
Bron: Wikipedia
De aardse planeten
Mercurius, Venus, de aarde en Mars worden aardse planeten genoemd vanwege hun vergelijkbare afmetingen en eigenschappen. Ze hebben allemaal een hard, rotsachtig oppervlak en bevatten gesteenten en metalen, vast of vloeibaar. De aarde is vrij apart vergeleken met onze buurplaneten omdat het merendeel ervan bedekt is met water. Andere planeten, zoals Venus en Mars, zijn zichtbaar doordat ze het zonlicht reflecteren. Venus is zelfs een van de helderste hemellichamen en kan zowel 's avonds als 's ochtends worden waargenomen.
Reuzenplaneten
Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, bekend als reuzenplaneten, zijn veel groter dan de aardse planeten en bevinden zich verder van de zon. Jupiter en Saturnus zijn helder en goed zichtbaar, terwijl Uranus en Neptunus verder weg staan. Om deze twee planeten te kunnen zien heb je dan ook een telescoop nodig. Reuzenplaneten bestaan grotendeels uit gassen, zonder een vast oppervlak. Dit maakt het ook lastig om deze planeten goed te onderzoeken.
Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus naast elkaar gezet.
Bron: Reuzenplaneten.nl
Een Flyby rond de planeet Venus.
Bron: CNN
Planeten onderzoeken
In de 17e eeuw werd de telescoop uitgevonden, waardoor planeten nauwkeuriger konden worden waargenomen. Ruimtevaartuigen, zoals Mariner 2 en Mariner 9, werden gelanceerd om planeten te onderzoeken. Een flyby is de eenvoudigste manier om een planeet te bestuderen, terwijl een orbiter meer gedetailleerde informatie kan verzamelen. Een flyby houdt in dat er alleen om het hemellichaam wordt gekeken van een afstand. Er wordt slechts langs gevlogen, maar een orbiter kan ook dichterbij een planeet komen om meer informatie te verzamelen. Landers zijn ruimtevaartuigen die landen op planeten en kunnen nauwkeurige onderzoeken uitvoeren. Satellieten, die rond de aarde draaien, zijn handig voor het bestuderen van de atmosfeer omdat ze boven het grootste deel van de atmosfeer zijn. Satellieten hebben echter een korte levensduur en daarom kunnen ze niet langdurig onderzoeken.
De leerdoelen:
Je kunt uitleggen wat een ster is en dat de zon eigenlijk maar een heel gewone ster is.
Je kunt sterren, planeten en sterrenbeelden vinden met behulp van een sterrenkaart.
Je kunt uitleggen wat een sterrenstelsel is en wat je kunt zien van ‘ons eigen sterrenstelsel’.
Je kunt beschrijven wat de Melkweg is.
Je kunt beschrijven hoe het heelal is opgebouwd en dat de afstanden tussen de sterren en de aarde enorm verschillen.
De lesstof:
Sterren
Een ster is een rond hemellichaam dat licht uitstraalt door de intense warmte en straling in zijn kern. Sterren zijn grote gasbollen die langzaam, maar zeker opbranden. De zon is ook een ster, en sterren die met het blote oog zichtbaar zijn, hebben vaak namen. Sterren bevinden zich op grote afstand van elkaar. Zo is de ster genaamd Proxima Centauri, de ster die het dichtst bij de zon staat, op een afstand van 40 biljoen km. Met het snelste ruimtevaartuig zou het ongeveer 19.000 jaar duren om deze ster te bereiken.Sterren variëren in grootte. Betelgeuze heeft bijvoorbeeld een diameter die meer dan duizend keer groter is dan die van de zon. Sterren vertonen ook verschillende kleuren, zoals de rode Betelgeuze en de blauwwitte Rigel in het sterrenbeeld Orion. Een blauwe ster is heel heet en een rode ster is juist kouder aan het worden.
De Betelgeuze is een rode ster die elk moment kan ontploffen.
Bron: Wetenschap in Beeld
De Betelgeuze is een onderdeel van het sterrenbeeld Orion
Bron: Star Walk
Sterrenbeelden
Regelmatig naar de sterren kijken helpt bij het herkennen van patronen. Groepjes sterren vormen herkenbare figuren die altijd dezelfde vorm en grootte behouden, bekend als sterrenbeelden. Een voorbeeld is het sterrenbeeld Orion, herkenbaar aan de drie sterren van zijn riem. Sterrenkundigen gebruiken een lijst met 88 sterrenbeelden om zich tussen de sterren te oriënteren.
Een sterrenkaart toont de sterrenhemel als een momentopname vanaf een specifieke locatie. Het geeft de helderheid van sterren weer door ze als cirkeltjes op de kaart te tonen. Hoewel de grootte niet de werkelijke grootte van de ster aangeeft, helpt het wel om de helderheid te aan te geven. Er zijn verschillende applicaties ontwikkeld om op maat gemaakte sterrenkaarten te bieden voor verschillende tijdstippen en locaties.
De Melkweg
Bij volledige duisternis is een lichte band aan de hemel zichtbaar, bekend als de Melkweg. Deze band bestaat uit ontelbare sterren, hoewel ze zwak lijken vanwege hun grote afstand. De Melkweg is een spiraalvormig sterrenstelsel. De zon is samen met ongeveer 400 miljard sterren terug te vinden in de Melkweg. De heldere band aan de hemel bestaat uit sterren in het centrale deel van de Melkweg.
De Melkweg bij een heldere nacht.
Bron: Star Walk
Twee botsende sterrenstelsels
Bron: Scientias
Sterrenstelsels
Sterrenkundigen hebben ontdekt dat er vele sterrenstelsels bestaan, variërend in vorm. De Hubble- en James Webb-telescopen hebben ons in staat gesteld om sterrenstelsels te observeren. Het totale aantal sterrenstelsels wordt geschat op meer dan 2000 miljard, waardoor het heelal onvoorstelbaar groot is.
Exoplaneten
Het zonnestelsel waarin wij leven is niet zo speciaal vergelijken met andere sterrenstelsels, want veel sterren hebben planeten. Exoplaneten zijn planeten die rond andere sterren dan de zon draaien. Sterrenkundigen ontdekken exoplaneten door naar het licht van de ster te kijken, waar kleine veranderingen in het licht wijzen op de aanwezigheid van één of meer planeten. In 1992 werd de eerste exoplaneet ontdekt, en eind 2020 waren er meer dan vierduizend bekend.
De exoplaneet Kepler 1649-c heeft veel overeenkomsten met onze planeet.
Bron: Wikipedia